Oefenen is iets waarmee we we al ons hele leven bezig zijn, al hebben we dat meestal niet door. Het lijkt dus een kwestie van bewustwording als volgende stap in dat oefenen. Zoiets als de waarheid. Dat maakt het verleidelijk om dit soort gedachten met deze blog neer te zetten in mijn serie Ideeën. Daar staat Plato centraal, die we kennen van de grotvergelijking. Een man wordt met geweld naar buiten gesleept en ziet er voor het eerst de dingen in het licht van de zon, van de waarheid en van het goede. Maar daar al kunnen we lezen dat dit de bevrijde man maar matig bevalt. Het doet pijn aan zijn ogen. Er is dus tijd nodig, tijd om te wennen aan de zon. Dat wennen lijkt al erg op oefenen.
Plato, las ik ergens, begon als bokser, ging toen tragedies schrijven en kwam daarna onder de invloed van Socrates. Hij moet dus gewend zijn geweest aan oefenen, in de vorm van sporttraining. Aan de andere kant is hij niet voor niets veranderd in een schrijver. En in de eerste academicus, als oprichter van de Academie. Het ligt dus niet per se voor de hand om schrijven als een vorm van boksen op te vatten, als een gevecht met een tegenstander die ons wil slaan. Wat schrijven dan wel is, staat nog steeds ter discussie. En ergens in die discussie of hoe je het ook moet zien, kunnen we nadenken over de betekenis van trainen. Waaraan deze blogserie is gewijd, oefenen, trainen.
Een aanleiding om deze kwestie opnieuw te overdenken kreeg ik van mijn beide collega's die me een boek over Marcus Aurelius cadeau gaven, Donald Robertson, Leer denken als een Romeinse keizer. Robertson is niet alleen schrijver, ook psycholoog, en wel therapeut volgens de CGT-benadering, cognitieve gedragstherapie. De kern is dat je vaak denkt dat je last hebt van dingen, maar als je er beter naar kijkt zul je vaak merken dat je last hebt van je oordelen over die dingen. Daar heb je meer vat op dan op die dingen zelf, waarmee de mogelijkheid zich opent dat je je oordelen herformuleert. Dat kost tijd, en je moet ervoor trainen.
Nu heb ik zo'n vijftien jaar geleden een flinke inzinking doorgemaakt en therapie gehad. Mijn therapeute kwam met haar benadering dicht in de buurt van wat ik lees bij Robertson. Je emoties gaan sneller dan je gedachten, en daar heb je last van, je wordt overvallen en gestoord door je emoties, met name door angst. Maar die emoties kun je ook zien als boodschappen, je probeert jezelf er iets mee te vertellen. De therapeute lokte in onze sessies de emoties uit, waardoor de mogelijkheid ontstond ze te ontcijferen als oordelen over mezelf, en over situaties. Die konden we vervolgens herformuleren.
Ik zal nooit vergeten dat mijn therapeute verwachtte en eigenlijk ook wel hoopte dat mijn angst kon overslaan in een andere emotie, met name boosheid. Geen idee waarom precies, maar het zou kunnen dat ze dacht dat ik van boosheid minder last zou hebben dan van angst, omdat ik het geweld dan minder op mezelf zou betrekken en meer op de buitenwereld. Helaas of gelukkig lukte dat niet zo goed. Ik was meer geïnteresseerd in die ontcijfering van mijn emoties dan in die emoties zelf. Daarnaast wilde ik ook gewoon beter slapen en was ik enorm blij toen een bepaald soort miniscule pil daarvoor bleek te werken.
Het lijkt erop dat therapie duidelijk gebonden is aan een doel, je wil minder last hebben van angst, stress. Er zit zeker ook een trainingselement in. Je moet keer op keer de emotie doormaken waardoor je die beter kunt begrijpen en er meer vat op krijgt. Maar soms lijkt het of er doelen bij komen, bijvoorbeeld dat je een goed leven moet leiden. Waarheid betekent dan dat je een emotie moet hebben. Emoties bevatten meer waarheid dan gedachten, omdat ze sneller zijn, directer, terwijl gedachten afstandelijk zijn en je verleiden tot verdringing. Zo vond mijn therapeute het ook onbelangrijk en zelfs ongewenst dat ik in mijn therapie begon over filosofie van emoties, waarin ik toen toevallig lesgaf in een Hovo-cursus. Filosofie is iets met je hoofd, het hindert de opkomst van je emoties en houdt die zodoende in stand.
Het doel van de therapie wordt zodoende onhelder. Je wil minder last hebben van je angst, maar moet je daarvoor boos worden of de angst omzetten in gedachten? Robertson is daarover helder en kiest voor het denken. Boos worden helpt meestal niet, en is zelfs de emotie die je nog verder van jezelf vandaan houdt dan angst. Het is een van de kernelementen van de Stoa, waarvan Marcus Aurelius naast Seneca de bekendste vertegenwoordiger is. Seneca schreef over boosheid zelfs een traktaat, De ira, waarin hij een hellend-vlakredenering gebruikt. Je moet aan boosheid niet zelfs maar een klein beetje toegeven, want als je dat doet zet die emotie een voet tussen de deur en kan die helemaal bezit van je nemen.
Lees je Seneca of Marcus, dan is het altijd boeiend de context erbij te denken. Seneca was opvoeder en later adviseur van Nero, Marcus zelf keizer. Heb je het over filosofie, dan heb je het eigenlijk meteen ook over management en strategie. Bij Robertson is de praktische context ook al snel op de voorgrond. Hij is minder, of eigenlijk totaal niet, geïnteresseerd in metafysica, de ideeën dus, maar in de menselijke praktijk. Je kunt de associatie dus beide kanten op lezen. Heb je het over militaire strategie, dan heb je het ook over de vraag wat je als individu moet doen om minder last te hebben van de dingen. Zo heeft Marcus na moeten denken over een zwakte van de strategie van de 'holle ruimte'. Soldaten staan in een vierkant om de mensen heen die ze beschermen, met hun gezicht en schild naar buiten gericht. De vijanden hoeven dan maar op een punt door te breken, waardoor ze binnen zijn. Dit correspondeert met het hellend-vlakargument van Seneca dat ik hierboven uitlegde.
Nu wordt het tijd om terug te keren naar mijn eigen vraag, de betekenis van training. Het is een belangrijke activiteit voor sporters (wat verklaart dat ze de Stoa nu weer omarmen) en militairen. Maar is dat ook zo voor het schrijven en denken? Zit daar ook niet een gevaar in, dat je je via training laat meeslepen in conventies, tunnelvisies? Er is een nog groter gevaar, de techniek. Voor Robertson ligt de psychotherapie volmaakt in het verlengde van de stoïsche filosofie. We ontdekken nu waarheden die door Marcus ook al verwoord waren. We kunnen in principe zijn Griekse termen koppelen aan moderne begrippen in de CGT. Let wel, dat maakt Robertsons boek niet oppervlakkig. De nadruk ligt echt op Marcus, en er zijn slechts kleine uitstapjes naar de CGT. Je kunt het boek dus ook lezen om de technische en praktische benadering van therapie aan te sluiten op de filosofie via de omweg van Marcus. Een verleiding tot nadenken, een inleiding in de filosofie voor therapeuten. De wereld op zijn kop, zoals het ook hoort in de filosofie.
Hier zou mijn blog kunnen stoppen. Een doel heb ik alvast bereikt, met de hulp van Robertson kijk ik weer anders terug op mijn eigen therapie en heb ik meer vrede met mijn leven dat zo gedomineerd is door de filosofie. Ik hoef me minder te laten pijnigen door de vraag of ik met een verkeerd doel heb geoefend. Filosofie wordt gerechtvaardigd door de praktijk, de vraag wat je moet doen om een goed en gelukkig leven te leiden. En daarvoor heb je weer filosofie nodig. Om bijvoorbeeld niet boos te worden, minder last van boosheid te hebben, moet je je reactie uitstellen. Of, zoals mijn vader zei, 'sjteak dich un voes in gen tesj', stop je vuist in je broekzak. En dat filosofie iets met uitstellen te maken heeft behoeft weinig uitleg.
Maar nu dat trainen. Als er onhelderheid is over het doel, helpt het dan om te trainen? Een boeiend gezichtspunt vind ik in een gedachte van Marcus. We hebben maar beperkt controle over de effecten van ons handelen. Daarom helpt het om bij elke handeling te bedenken dat je er misschien je doel niet mee bereikt. Je moet altijd een voorbehoud maken bij alles wat je doet, omdat je nooit helemaal controle hebt over het doel, zelfs niet met trainen. Met deze gedachte kom je dicht bij de boeddhistisch klinkende idee dat je handeling zelf het doel is. Dat voorbehoud is overigens het thema waarbij ik uitkwam bij mijn proefschrift over Bachtin in de jaren negentig. Je moet altijd een vluchtweg ontwerpen, bij alles wat je doet.
De Stoa, die we zo graag associëren met Nietzsche en zijn amor fati, krijgt nu ineens een raakvlak met het zo verfoeide escapisme en de onverantwoordelijkheid. Is het niet erg burgerlijk en verwerpelijk om je maar steeds te beroepen op je goede bedoelingen? Mijn broers vonden (en vinden durf ik te wedden) dit een kwalijk aspect van onze opvoeding door onze vader, die ook altijd begon over die goede bedoelingen. Er loopt een vette lijn van dit burgerfatsoen naar de disclaimers waarmee we in onze samenleving overal in hinderlagen lopen. De kleine lettertjes. Wat weer de reactie oproept van irritatie tegen de rechtspraak, de rechtsstaat etcetera.
Lange tijd heb ik gedacht dat ik deze serie (Oefeningen in wat ik zoal meemaak) maar eens moest stoppen. Trainen, niets voor mij. Het is een restant van mijn jeugd waarin we lange fietstochten maakten, waarin ik met Willy twintig rondjes om de zandkuil op de Brunssummerheide rende om me af te matten. Nu krijg ik met het boek over Marcus Aurelius weer de kwestie onder ogen en moet ik erover nadenken. Denk ik na over training, dan denk ik automatisch over mezelf, Τὰ εἰς ἑαυτόν, zoals de titel van zijn geschrift luidt, 'de dingen met betrekking tot jezelf'. Het is onmogelijk om dit soort filosofie te lezen zonder het te betrekken op jezelf. Je moet het persoonlijk nemen.
Ik kom er het dichtst bij wanneer ik deze blog zelf, hier en nu, opvat als mijn training. Trainen blijkt dus niet een vorm van magie, het is niet een techniek om je doel te bereiken. Het is eerder het vrijhouden van jezelf voor doelen die kunnen opduiken, verdwijnen, veranderen. Je beweegt je een slag in de rondte, eigenlijk als een vorm van stilstaan, rondjes rennen, rond een zandkuil. De absurditeit hiervan dringt nog niet tot je door als je rent met Willy, als je veertien bent. Wel naarmate de dood in het vizier komt. Je bent geneigd om op te houden met trainen, er zal niets van je overblijven, je training was nergens goed voor.
Ook dit inzicht kan je weer helpen. Marcus bedacht een oplossing voor de aanval van de vijand die je cordon heeft doorbroken. Je moet je door hem laten meelokken in zijn hinderlaag, naar de bevroren rivier. Je ligt verslagen op de grond. Daar kun je de vijand ineens aan zijn been omver trekken. Hij weet zich geen raad meer, bij die rivier. De vijand kan je verrassen, de dood kan je verrassen. Maar je kunt dus ook je vijand verrassen. Je kunt jezelf verrassen. Het doel van je training is wellicht die verrassing waarvoor je je vrijhoudt.